-
1 manipuleren met statistische gegevens
manipuleren met statistische gegevensmanipulate/juggle statisticsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > manipuleren met statistische gegevens
-
2 manipuleren
♦voorbeelden:manipuleren met statistische gegevens • manipulate/juggle statistics -
3 tripoter
tripoter [triepottee]〈 informeel〉1 scharrelen ⇒ wroeten, rommelen2 scharrelen ⇒ sjacheren, knoeienII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 friemelen aan ⇒ frunniken met, peuteren aan♦voorbeelden:v1) scharrelen2) knoeien, frauderen3) friemelen (aan), zitten (aan)4) betasten5) bekonkelen6) speculeren (met) [geld] -
4 manipulate
v. in werking stellen; laten werken, werken met; met de hand bedienen; goed weten te bedienen; slecht beïnvloeden, manipuleren[ mənipjoeleet] -
5 manipulieren
manipulieren3 〈 ook onovergankelijk werkwoord〉hanteren, omgaan met♦voorbeelden:manipulierte Währung • gereguleerde valuta -
6 swing
n. geschommel; geslinger; vaart; slinger, omslag--------v. slingeren; zich met een vaart voortbewegenswing1[ swing]1 schommel♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 what one loses on the swings one makes up on the roundabout • men moet de bluts tegen de buil stellen1 schommeling ⇒ zwaai, slingerbeweging♦voorbeelden:the swing of the pendulum • de wisseling(en) van het lotswing in prices • prijzenschommelinggive full/free swing to • de vrije teugel laten1 actie ⇒ vaart, gang♦voorbeelden:1 in full swing • in volle actie/gangget into the swing of things • op dreef komen————————swing22 swingen♦voorbeelden:3 swing for it • ervoor gestraft/gehangen worden1 slingeren ⇒ schommelen, zwaaien♦voorbeelden:swing to and fro • heen en weer schommelen2 swing round • (zich) omdraaien, omgooien1 beïnvloeden ⇒ bepalen, manipuleren♦voorbeelden:swing it • het klaarspelen, het voor elkaar brengenwhat swung it was the money • wat de doorslag gaf, was het geld -
7 rig
n. (scheep) tuig(age); uitrusting--------v. opzichten, vervalsenrig1[ rig] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 〈 Amerikaans-Engels〉trekker/truck met oplegger♦voorbeelden:————————rig2〈werkwoord; rigged〉♦voorbeelden: -
8 handle
n. handvat; titel; bijnaam; (in computers) specifiek identifikatieteken dat aan een bestand wordt gegeven waardoor toegang aan een programma wordt verleend--------v. aanraken; bevoelen; zorgen voor; handelen in-handle1[ hændl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 handvat ⇒ hendel, steel2 knop ⇒ kruk, k3 gevest ⇒ heft, greep♦voorbeelden:get a handle on something • greep krijgen op iets, iets onder de knie krijgendon't give your enemies a handle against you • laat je vijanden geen vat op je krijgen————————handle2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 hanteren ⇒ bedienen, manipuleren♦voorbeelden:6 can he handle that situation? • kan hij die situatie aan? -
9 manipuler
manipuler [maaniepuulee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (zorgvuldig) hanteren ⇒ behandelen, omgaan met♦voorbeelden:v1) proeven doen2) behandelen, omgaan (met)3) bewerken4) vervalsen -
10 manage
v. succes hebben; iets bereiken; leiding geven; heersen over-, beheersen; zorgen voor-; zich meten aan-[ mænidzj]3 als beheerder fungeren/optreden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 beheersen ⇒ weten aan te pakken, manipuleren4 hanteren5 aankunnen ⇒ aandurven, in staat zijn tot♦voorbeelden:1 the managed to escape • hij wist te/kon ontsnappenshe managed a smile • ze wist een glimlach op te brengen -
11 market
n. markt; uitverkoop; vraag, aanbod; koopmarkt; verkoopmarkt--------v. aan de markt brengen, omzetten; op de markt kopen; op de markt handelenmarket1[ ma:kit] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 markt ⇒ handel; afzetgebied♦voorbeelden:be in the market for something • iets willen kopenput on the market • op de markt brengenprice oneself out of the market • zich uit de markt prijzen→ sensitive sensitive/————————market2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
12 massage
n. massage--------v. masserenmassage1[ mæsa:zj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 massage————————massage2〈 werkwoord〉1 masseren
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский